De titel is ontleend aan het eenentwintigste boek van de profeet Jesajah, vers zes, in het Oude Testament:

“Want de heer heeft mij gezegd: zet een wachter neer die moet melden wat hij ziet.”

De wachter is dus een waarnemer, een rapporteur. Maar de wachter is meer. Uncle Jack zegt over hem:

“Every man’s island, Jean Louise, every man’s watchman is his conscience.” (p.256)

De wachter is dus ook het geweten. De innerlijke stem die mensen vertelt of zij goed of fout handelen.

Dit boek gaat over het geweten van Jean Louise dat steeds duidelijker gaat spreken inzake de rassenkwestie. Zij ervaart aan den lijve hoe fysiek de rassenscheiding is geworden. En ontdekt dat haar vader en gedoodverfde verloofde een prominente rol spelen in een vergadering waarin blanke mannen vrijuit spreken over het zwarte gevaar, nu gekleurde mensen burgerrechten eisen. Zij roept haar vader ter verantwoording, maar stuit op onbegrip. Hij acht gekleurde mensen niet in staat om verantwoordelijkheid te dragen. En hij vreest dat zij uit zijn op de ondergang van de blanken.

Zij stelt dat gekleurde mensen steun verdienen: zij staan aan de zijlijn omdat hun onderwijs zo erbarmelijk slecht is. Zij kan zwarte mensen de hoop op een beter leven niet ontzeggen. Voor haar is hoop een grondrecht.

Hun woordenwisseling gaat diep, maar de kern is dat Atticus mensen naar hun ras beoordeelt en niet naar hun menszijn. Uiteindelijk beschuldigt Jean Louise hem van een dubbele moraal, omdat hij zwarte mensen als pionnen gebruikt en hun het recht op zelfrespect ontzegt. Haar vader gaat niet op haar woorden in en laat doorschemeren dat zij onrijp in het leven staat, maar dat hij desondanks van haar houdt. Zij voelt zich een speelbal en maakt een einde aan het gesprek (p.246-253).

Ziek van alles wil zij vertrekken naar New York, maar haar geliefde oom Jack verhindert dit. Hij beschuldigt haar van zelfmedelijden en slaat hij haar vol in het gezicht. Om haar aandacht te krijgen. Dit breekt haar weerstand. Hij wil dat zij de rassenverhoudingen onder ogen ziet zoals die nu zijn. Naar zijn mening hebben die tijd nodig om te veranderen. Jack verwelkomt haar overgave als “een arriveren in deze wereld”. Hij is blij dat zij zich uitgesproken heeft en de strijd heeft opgegeven (p.260-263).

Maar hij gaat aan de kern voorbij: Jean Louise heeft te goed gezien dat haar vader en verloofde deel uit maken van de blanke bovenlaag die rassenhaat tolereren en daardoor aanmoedigen.

Tegelijkertijd erkent hij de waarde van haar visie: ‘jij bent kleurenblind, Jean Louise, dat ben je altijd geweest. Als jij naar iemands gezicht kijkt, zie je de trekken, het karakter, de intelligentie en noem maar op. Zelfs nu de rassenkwestie het gesprek van de dag is, zie jij alleen maar mensen’ (p.270). En hij voegt eraan toe: ‘we hebben mensen als jij nodig, mensen die door hun manier van leven laten zien dat het anders kan’ (naar p.272).

Dit klinkt als een keukenmeidenroman, maar dat is het niet. Daarvoor zijn de dialogen met haar familieleden te scherp op de snede. Harper Lee probeert woorden te vinden voor een situatie die haar tot op het bot pijn doet en waarvan zij de betekenis alleen maar kan benaderen door zorgvuldig te beschrijven wat zij ziet, hoort en ervaart. Dit leidt soms tot – op het eerste oog – onsamenhangende teksten. Tegelijkertijd is deze impulsieve, observerende benadering haast de enige manier om tot de kern van haar innerlijke turbulentie en (ge)weten door te dringen en haar standpunt in de raciale problematiek helder te krijgen.

Wanneer dit gebeurt, krijgt Jean Louise met een paradox te maken, een double bind: leven naar het geweten is de rode draad van dit boek, maar als Jean Louise bij haar kern komt, stuit zij op heftige weerstand bij haar dierbaren. Haar vader en oom hadden zich tot dan zorgen gemaakt over haar onzelfstandigheid, maar nu zij haar standpunt inneemt, zijn de rapen gaar. Zij beschuldigen haar van gebrek aan realiteitszin. Haar oom gebruikt geweld om zijn woorden te onderstrepen. Zijn klap breekt de jonge vrouw. Tegen deze machtsstrijd is zij niet bestand. Jean Louise raakt gevangen in de worsteling tussen liefde, loyaliteit, tradities, belangen en geweten.

Het boek laat zien dat er geen eenduidig goede of slechte mensen zijn. De gewetensstrijd zit in ieder van ons. Dit is een waardevol aspect van dit boek. Het maakt de vraag des te klemmender, waarom dit boek destijds niet gepubliceerd werd.