Een lezeres attendeerde mij op het volgende: “Ha Llewellyn, Heel veel dank voor je Harper Lee blogs. Ik kan er zeker  iets mee. Ik heb ze hebberig gelezen en  veel aangestreept. Ik ben het alleszins met je eens, vooral in de tijd gezien. Eigenlijk is het griezelig actueel. Onderbelicht vind ik de rol van “white trash” en de hopeloosheid en rechteloosheid van de zwarten als ze daarmee te maken krijgen.”

Ik antwoordde haar:

“Fijn je reactie. De rol van ‘white trash’ en de rechteloosheid van zwarten in de onderlinge confrontatie, daar heb ik inderdaad weinig aandacht aan besteed. Ik heb het drama puur vanuit Harper Lee’s persoonlijke standpunt bekeken, omdat ik daar duidelijkheid over wilde hebben. ‘Black trash’ en ‘white trash’ hebben meer met elkaar gemeen dan op het eerste gezicht lijkt. Want beide werden en worden net zo hard geminacht en uitgebuit door de hogere klassen, de stand waar Jean Louise’s familie en Harper Lee’s uitgever toebehoren. Aan de ervaringen van Jean Louise kan je zien hoe hard die strijd gevoerd is en gevoerd wordt.”

Deze cryptische zinnen behoeven een toelichting.

Jeans vader, Atticus Finch, was voorzitter van de blanke mannen-club in Maycomb (Alabama). Haar beoogde verloofde was secretaris. Op een zondagmiddag sprak een man de vergadering toe. Hij zat vol rassenhaat: als zwarten gelijke rechten krijgen, zullen zij blanke vrouwen trouwen en daarmee het blanke ras verapen. Verbeesting van het blanke ras was het schrikbeeld dat hij in alle toonaarden bezong. Jean Louise hoort bij toeval zijn pleidooi en realiseert zich dat haar vader en haar verloofde het gedrag van deze man – louter door hun aanwezigheid – legitimeren. Het maakt haar ziek (p.107-111).

Zij roept haar vader ter verantwoording. “Waarom liet je hem spreken?” “Omdat hij spreken wou.” En dus kreeg hij de vloer. En iedereen applaudisseerde. Haar vader had de man het spreken niet belet en publiekelijk geen vraagtekens bij zijn uitspraken gezet.

Heeft haar vader gelijk? Is het zo eenvoudig als hij beweert? Wat zien we als we een stap naar achteren zetten?

De blanke bovenklasse geeft de blanke onderklasse de gelegenheid haar haat jegens de zwarten te ventileren. Hun blanke huid is het enige waardoor zij zich superieur kunnen voelen.  Door dat te beklemtonen houden zij hun gevoel van eigenwaarde in stand (p.187-202). Niet dat hun afzetten tegen zwarten hun iets oplevert: hun lonen, werkomstandigheden en scholing blijven even belabberd, maar het geeft hun identiteit. Dat is precies wat de middenklasse beoogt. Door rassen tegen elkaar uit te spelen houdt zij haar machtspositie ten aanzien van de hele onderklasse in stand, zonder dat zij verbeteringen hoeft aan te brengen. Inderdaad, heel actueel!

Zou de ‘white trash’-zwartenhater om zich heen kijken, dan zou hij zien dat hij in hetzelfde schuitje zit als zijn gekleurde collega’s. De huidskleur is een flinterdun argument. Iedereen wordt het vel over de neus gehaald. En in een oorlog zijn zij het kanonnenvoer, zij aan zij.

Sociale gerechtigdheid krijgen mensen niet cadeau. Het ventileren van onvrede in rassenhaat is eenvoudiger. Mensen zijn het perspectief kwijt op waar hun echte winst ligt.

Jean Louise ziet hoe  haar dierbaren zwart en blank als pionnen gebruiken. Ook zijzelf is zo’n pion. Als gesprekspartner wordt zij niet serieus genomen. Als er – als laatste machtsmiddel – geweld tegen haar haar gebruikt wordt, loopt zij stuk op het machtsvertoon: de vanzelfsprekend lijkende ideologie van haar vader en oom wint, voor het moment.

Door de verhoudingen zo te regisseren als Atticus Finch doet, draagt hij krachtig bij aan het rassenconflict en de achterstelling van zowel blanke als zwarte arbeiders. Zelf blijft hij buiten schot. Hij doet alsof zijn optreden erger voorkomt. Terwijl het een schoolvoorbeeld van manipulatie is.

Dit dubbelzinnige vertoog ontmaskert Jean Louise.

Ze had deze berekenende Atticus Finch willen laten zien. Niet het geïdealiseerde rolmodel dat hij werd in To kill a mockingbird. Daar werd hij het prototype van een blanke man die vrij van rassenvooroordeel is, onkreukbaar en mild. De Atticus Finch die als lijfspreuk heeft: gelijke rechten voor allen, geen privileges voor iemand (p. 108). Een blank icoon, vrij van racisme. Een verdediger van waarden en waardigheid, zonder aanzien des persoons, zonder oog voor ras. Het was een beeld waar menig welwillend blanke op zat te wachten. Maar het was niet het aanvankelijke beeld van Harper Lee. Zij beschouwt de gelijkberechtiging van blank en zwart als onvermijdelijk. Als recht, als inherent menselijk recht, niet als een gebaar van een verlicht individu.

Maar ze kreeg geen toestemming. De blanke westerse wereld was nog niet klaar voor deze ontmaskering. Ta-Nehisi Coates heeft recent in persoonlijke, welsprekende bewoordingen de discussie over de machtsverhoudingen die schuil gaan achter het zogenaamde rassenconflict weer aangezwengeld. Zijn boek Between the world and me is een uitnodiging tot dialoog over de wederzijdse ervaringen. Precies wat Levend Verleden Nu ook beoogt.