Ethiek

Compassie en solidariteit: wat zijn voorwaarden voor wederzijdsheid?

 

Samaritaan

 

De barmhartige Samaritaan laat zien wat compassie inhoudt: hij handelt vanuit bewogenheid met de lijdende mens die hij op zijn pad tegenkomt. Dit geraakt zijn, en het contact dat eruit voortkomt, is een steeds terugkerend element in de geschiedenis van het sociaal werk.
 
In deze lezing staat de wederzijdsheid van geven en ontvangen centraal. Op basis van een analyse van de zorgcultuur vanaf de Late Middeleeuwen tot nu. Vanuit welke motieven gaven en geven mensen? Hoe is het om te geven, hoe is het om te ontvangen? Welke ruimte hebben mensen in het verleden gehad om op eigen kracht het hoofd boven water te houden? En welke ruimte is er nu? Een positief gevoel van eigenwaarde is een voorwaarde voor een gezond sociaal bewustzijn. Alleen in wederzijdsheid kan een participatiesamenleving van onderop vorm krijgen. Deze lezing biedt ruimte voor reflectie op de begrippen compassie en solidariteit.

 

Identiteitsbesef en zingeving

 

Loesjeweesjezelf

 

Nederlanders voelen zich behoorlijk gelukkig. In wereldwijd onderzoek naar geluk neemt Nederland al jaren een plek in de toptien in. Toch slikken 1 miljoen Nederlanders antidepressiva en stijgt hun aantal elk jaar met 6 procent. En kampt één op de vijf Nederlanders kampt met een angststoornis. Het geluks- en het ziektebeeld lijken met elkaar in tegenspraak. De strijd tegen angst en depressiviteit laat zien hoe diep de gelukswens ingesleten is geraakt. Geluk en ongeluk zijn – cultuurhistorisch gezien – scharnierpunten geworden waaraan we het ‘succes’ van ons leven afmeten. Het gebruik van antidepressiva laat zien dat het geluksideaal niet voor iedereen vanzelfsprekend te bereiken is. Er wringt iets, maar wat? Kan cultuurgeschiedenis inzicht verschaffen in dit fenomeen?

 

Noblesse oblige

 

overschrijving

 

In de negentiende eeuw begonnen telgen uit vooraanstaande families zich te realiseren dat zij in grote welstand leefden, terwijl veel landgenoten een erbarmelijk leven hadden. Tegen het gangbare vertoog in dat mensen verantwoordelijk stelde voor hun eigen lot, begrepen zij dat sociaaleconomische misstanden hier mede debet aan waren en probeerden zij op allerlei manieren de nood te lenigen.
 
In het huidige Nederland is ook sprake van een tweedeling. Wie een bovenmodaal inkomen heeft of vermogend is, kan ruim leven; wie van een minimuminkomen moet rondkomen, knoopt met moeite de touwtjes aan elkaar. Armoede en honger zijn weer terug in Nederland. Niet zo schrijnend wellicht als vóór 1950, maar toch ernstig genoeg om serieus te worden genomen. Temeer daar de tweedeling een kleurtje heeft.
 
De participatiesamenleving kan alleen slagen als iedereen zich daarvoor inzet. Dit veronderstelt een algemeen gedeeld moreel en sociaal bewustzijn. Het motto ‘adeldom verplicht’ moedigt welgestelde mensen aan buiten hun eigen kring te kijken. Hun inzet en betrokkenheid kan de aanzet zijn tot een bredere beweging. In deze lezing onderzoeken we hoe bewustwordingsprocessen in het verleden op gang kwamen en momentum kregen.

 

De verhouding tussen systeem- en leefwereld

 

Anderson

 

Het was zo mooi geregeld in Nederland: de cao’s voor werknemers boden bestaanszekerheid. De praktijk van sociale rechtvaardigheid staat inmiddels op losse schroeven. Het marktprincipe is aan de winnende hand. Ten koste van het solidariteitsdenken. Steeds meer mensen ondervinden de consequenties ervan aan den lijve. Het lijkt wel alsof de overheid wil zeggen: jullie zijn lang genoeg verwend geweest. Maar wat als de druk te groot wordt? In deze lezing onderzoeken wij de verhouding tussen de systeem- en de leefwereld, zoals die zich in de geschiedenis in steeds wisselende gedaantes heeft voorgedaan.

 

Eigen kracht: wat zijn voorwaarden?

 

schilderijtje

 

Eigen kracht is het motto geworden in de welzijnswereld. Het is een prachtig principe, maar is het een panacee, een alles genezend geneesmiddel? Er zijn veel randvoorwaarden: hoop en perspectief bij de mensen zelf, een goed netwerk, af te bakenen problematiek, en een goed contact met instanties. De inzet van buurt- of wijkteams laat zien dat de overheid hoge verwachtingen heeft van ondersteuning vanuit de buurt. Maar hoe is dat in achterstandswijken waar menig huishouden met meervoudige problematiek kampt? Kan daar de hulpverlening zo kortdurend zijn als de regering hoopt? Wat voor lessen zijn hier uit de geschiedenis te leren? Welke benadering werkt in achterstandswijken? Wezenlijke betrokkenheid en betrouwbare aanwezigheid zijn steeds weer de componenten die het verschil maken.