Visionaire schilders op de drempel van een nieuwe tijd
Wie kent niet de buitenissige taferelen in de schilderijen van Jeroen Bosch (1453-1516) en Pieter Bruegel (ca. 1525-1569)? Op het eerste gezicht lijken hun figuurtjes grappig, spannend en vreemd. Toch weten we er niet goed raad mee. Vanuit artistiek perspectief alleen is hun werk niet te begrijpen. De historische context dient te worden meegewogen.
Deze schilders werkten beide in een overgangstijd: de wereld was door de ontdekkingsreizen, wereldhandel en drukpers meer binnen bereik gekomen. Dit bracht grote maatschappelijke veranderingen met zich mee. Met leedwezen registreerden beide hoe materialisme en machtsstreven aan invloed wonnen ten koste van verinnerlijking, medemenselijkheid, geweten, tradities en religie. Verpakt in metaforen en parabels houden zij een hartstochtelijk pleidooi voor terugkeer naar evangelische grondbeginselen, naar eenvoud.
Het is boeiend om in hun werk structuren te ontdekken die onomstotelijk duidelijk maken wat deze visionaire kunstenaars werkelijk dreef. Jeroen Bosch en Pieter Bruegel drukken de dilemma’s van hun tijd uit. Zij houden de toeschouwer een milde en tegelijkertijd confronterende spiegel voor. Hun werk getuigt van diepe sociale, religieuze en maatschappelijke bewogenheid.