Regeringen denken steeds weer dat de samenleving maakbaar is. De afkondiging van de participatiesamenleving is daar een goed voorbeeld van. Vanaf 2015 is zorg niet langer een recht. Gemeenten hoeven slechts te faciliteren dat mensen aan het maatschappelijk verkeer kunnen deelnemen. Eigen kracht is het sleutelbegrip.
De gevolgen van de nieuwe sociale wetgeving zijn nu al zichtbaar. Tienduizenden bejaarden en kinderen en volwassenen met een ernstige verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking ontberen passende opvang.
De participatieplicht zal het zwaarst in achterstandswijken gevoeld worden. Vooral van mensen met een kleine portemonnee en vaak complexe problematiek wordt meer zelfredzaamheid en wederzijdse ondersteuning verwacht.
In hoeverre is dit reëel? Het eigenkrachtprincipe veronderstelt reserves bij de huishoudens in kwestie en de kring om hen heen. Onderzoek wijst uit dat lang niet iedereen over een netwerk beschikt. En zelfs als dit wel het geval is, is er aarzeling om de eigen kring te belasten. Overvraging gaat bijna altijd ten koste van de relatie. Ook speelt schaamte om de vuile was buiten te hangen een rol en is men bang voor roddel, stigmatisering en pesterijen. Intussen wordt op professionele hulp bezuinigd.
Het nieuwe stelsel droomt van de menselijke maat. Die wordt van bovenaf opgelegd, naar de normen en waarden van de bovenlaag. Mensen krijgen geen tijd om organisch van onderop nieuwe omgangsvormen te ontwikkelen. De reorganisatie van zorg en ondersteuning zal veel persoonlijke rampen met zich meebrengen en tot onvrede en onrust leiden.
Uit die puinhoop zal hopelijk een nieuw besef van saamhorigheid geboren worden. Maar dat kan niet zonder offers van de hele samenleving. We kunnen niet doen alsof er nooit een verzorgingsstaat bestaan heeft. De politiek dient haar verantwoording te nemen: zij is in hoge mate verantwoordelijk voor de ontsporingen die het gevolg zijn van overhaaste bezuinigingen. De overgang naar de participatiesamenleving zal geleidelijker moeten geschieden dan nu het geval is, als dit ideaalbeeld van de Wmo (Wet op de maatschappelijke ondersteuning) al haalbaar is.
Ook al wordt het in de retoriek niet erkend, Nederland was al een participatiesamenleving voor de invoering van de Wmo, zeker in de eigen kring. Deze wet schept geen sociaal kader, maar stelt wel de norm. De lat is hoog gelegd. Niet iedereen is tot eigen kracht in staat. De noodzaak om nog meer mantelzorg te geven dan al gebeurt, veroorzaakt spanning. Het groeiende aantal overbelaste mantelzorgers en de stijgende mishandeling van dementerende ouderen laten zien dat institutionele en professionele zorg nodig blijven.
Alleen als er rekening gehouden wordt met het menselijk vermogen en onvermogen kan er een nieuwe menselijke maat bovendrijven die sociaal draagvlak heeft.