Bij een derde van de burgers vinden de plannen tot strengere asielwetgeving instemming.
Waar komt hun ongerustheid vandaan?
Mensen vrezen voor de aantasting van de Nederlandse identiteit, is de boodschap van Geert Wilders. En zij zijn bang dat de welvaart en de sociale voorzieningen geen stand houden, laat Halbe Zijlstra doorschemeren. Is dit de kern van de onrust?
Ik zou zo graag van mensen zelf horen wat zij als een probleem ervaren. Zonder dat hun het mes op de keel gezet wordt, zoals in Oranje gebeurde. Wat valt er dan in hun woorden te beluisteren?
Er is een gevoel van achterstelling. De vrouw in Oranje riep, voor zij van de auto van de staatssecretaris weggetrokken werd: “dikke BMW, dikke BMW, jongens”. De klassentegenstellingen zijn in Nederland veel groter dan doorgaans erkend wordt. Maar ook de financiële inspanningen waarvoor de onderste helft van de samenleving zich gesteld ziet, zijn doorgaans groter dan erkend. Dit geldt met name voor mensen die net boven het minimum verdienen en geen recht hebben op het merendeel der toeslagen. De geïnstitutionaliseerde solidariteit is aan het oplossen. De Wet maatschappelijke ondersteuning bekrachtigt dit proces. Eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht zijn nu de sleutelwoorden. Mensen voelen het als “zoek het zelf maar uit, maar je moet wel betalen”. Het zijn vervreemdende processen in een wereld die al door de automatisering en marktwerking ingrijpend veranderd is. Lang niet iedereen heeft er grip op. Menigeen voelt zich overspoeld, een pion. Ik ook, bij tijd en wijle. Vooral als ik weer eens niet door de bureaucratie kan komen en geen mens aan de telefoon krijg, doch een computer.
De bevoogding is een oud fenomeen. ‘Den Haag’ heeft al te lang voor de burgers gedacht. Vanuit de overtuiging dat bestuurders het beter weten dan de mensen zelf. Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef deze houding van kracht. De overtuiging van de maakbare samenleving maakte overleg en dialoog overbodig. Als het structureel maar goed geregeld was, dan zou de consensus vanzelf volgen. De verhaallijnen van ‘Den Haag’ en ‘burgers’ gingen een eigen leven leiden.
De spanningen zijn al decennia lang bekend. En toch is er nog steeds geen dialoog op gang gekomen waarin burgers zich gehoord en gehonoreerd voelen, niet gemanipuleerd.
Het debat over de kloof tussen de politiek en de burger is verscherpt sinds Fortuyn er in 2001 een islamitisch tintje aan gaf. Nu was er een zondebok. Maar het debat rond de moslimimmigratie gaat voorbij aan de kern van het probleem en leidt af van waar het werkelijk om gaat: de ongelijke verdeling van lasten in de Nederlandse samenleving en de kloof tussen kansarm en kansrijk.
Om weer maatschappelijk elan te krijgen is een andere benadering nodig. De onvrede zit diep bij zeker een derde van de burgers. Daarom is het zo belangrijk om te achterhalen wat er achter hun ongenoegen schuil gaat. Het is tijd voor een dialoog waarin alle partijen zich gehoord voelen. Zonder dat het gesprek gegijzeld wordt door partijpolitieke argumenten. In de praktijk gebeurt dit veel vaker dan de politiek ons wil doen geloven.